‘Gemakzucht bedreigt Rotterdamse haven’

15-07-2015 11:40

Overheden, Havenbedrijf Rotterdam en ondernemingen moeten tot een nieuw actieplan voor de Rotterdamse haven komen. 

Zonder dit plan wordt de concurrentiepositie van de grootste haven van Europa bedreigd. ‘We moeten naar een Mainport 2.0’, zegt Bas Janssen, directeur van Deltalinqs, de werkgeversorganisatie in de Rotterdamse haven. 

Sinds eind jaren tachtig kent Nederland speciaal beleid gericht op 'mainports' Rotterdam en Schiphol als belangrijke transportknooppunten. Dit beleid heeft een impuls nodig, stelt Janssen. ‘We hebben goud in handen, maar we gaan er kleintjes mee om. Ik pleit voor een grootsere benadering’, aldus Janssen.

Rotterdam is hip

Hij ziet een gevaar dat er te gemakzuchtig wordt gedacht over de toekomst van de haven. ‘Natuurlijk, de haven heeft een goede ligging en Rotterdam is hip tegenwoordig met vermeldingen in de Rough Guide. Maar dat moeten we economisch nog wel verzilveren.’ In de visie van Jansen is het daarvoor noodzakelijk dat haven en stad gezamenlijk optrekken.

Ik hoor wel eens in de stad: ‘’Hè, hè, we doen het eindelijk eens beter dan de haven.’’ Dat moet natuurlijk niet. We moeten niet wedijveren. De stad en de haven kunnen meer aan elkaar hebben.’

Volgens de directeur van Deltalinqs is er ondanks een beter imago van Rotterdam nog steeds sprake van betrekkelijk weinig hoogwaardige werkgelegenheid. ‘Londen, Hamburg en Singapore hebben dat veel meer. Daar zitten de analisten, researchers en scheepsfinanciers voor de maritieme sector.’

Urgentie

Janssen mist de urgentie in het landelijke havenbeleid. ‘Die hebben we even gehad met een programma voor de zeehavens, maar nu het economisch weer wat beter gaat, verdwijnt de urgentie weer. Maar hoe bestendig is die opleving?’

De rijksoverheid en de gemeente moeten zich in zijn ogen veel meer bewust zijn van het belang van de Rotterdamse haven voor de Nederlandse economie. Janssen wijst op knelpunten in de spoorverbinding. ‘De brug over het Caland-kanaal moet vaak open en blokkeert dan het goederenvervoer. Maar voor een omlegging gaan we met de pet rond in Brussel. Dat maakt het allemaal kwetsbaar.’ Het feit dat bedrijven aan de omlegging €80 mln zouden moeten bijdragen, vindt hij ‘het oversteken van de Rubicon’. We hebben het hier wel over rijksinfrastructuur.’

Rommelend

Janssen spreekt van ‘rommelend’ beleid. Dat wringt juist omdat de haven voor toekomstige groei afhankelijk is van goede spoorverbindingen. ‘Zuid-Duitsland en Oost-Europa: allemaal gebieden voor spoorvervoer. Daar moeten we scherp concurreren met de Noord-Duitse havens.’

Janssen ziet wel enige kentering in het denken van overheden, maar de stappen zijn in zijn visie nog te klein. Zo moet het vestigingsklimaat in nog een aantal opzichten verbeteren. ‘Rotterdam is ten opzichte van Hamburg en Antwerpen een dure haven. De grondprijzen bijvoorbeeld zijn relatief hoog.’

Verdienmachine

Hij dringt er dan ook op aan het dividend van het Havenbedrijf aan gemeente en Rijk (samen €89 mln over 2014, red.) te verlagen, zodat de kosten voor bedrijven omlaag kunnen. ‘Dat dividend wordt uiteindelijk opgebracht door de bedrijven in de haven. Bovendien betalen ze ook nogonroerendezaakbelasting aan de gemeente. Maar we zien er te weinig voor terug. Kijk niet tegen de haven aan als een verdienmachine.’

Ook bij het verkrijgen van vergunningen valt er veel ten goede te veranderen. ‘Bedrijven weten niet altijd waar ze aan toe zijn’, zegt Janssen. ‘Bij revisies van vergunningen kunnen er ineens veel strengere regels gaan gelden, zonder dat het bedrijf is veranderd.’ Ook wordt er steeds meer voorgeschreven met welke middelen bedrijven (milieu)doelen moeten bereiken. ‘Dat maakt controles gemakkelijker, maar het zadelt bedrijven op met hogere lasten.’

Zwakheden

Janssen wijst verder op enkele zwakheden in de havenstructuur. ‘Bij industriële vestigingen, zoals de chemie, gaat het structureel al jaren minder.’ Ook de positie van het petrochemische complex — voor de Rotterdamse haven een cruciale sector — is erg kwetsbaar, mede door de overcapaciteit.

Dat is een industrie die tot volle wasdom is gekomen in de jaren vijftig en zestig: een halve eeuw oud dus.’ De installaties zijn volgens Janssen goed onderhouden, maar nieuwe raffinaderijen zien er heel anders uit. ‘Daar moeten we meer over gaan nadenken. De insteek zou moeten zijn: als de raffinage al uit Europa verdwijnt, dan wel als laatste uit Rotterdam.’ De kosten van energie zouden bijvoorbeeld omlaag moeten door de belasting hierop te verlagen. ‘Natuurlijk moet je inzetten op biobased industrie, maar fossiele olie verdwijnt niet op korte termijn.’

fd/ Pieter Lalkens (Photo: © fd)